|
|
|
1986. Domweg ongelukkig in de Marnixstraat. Ik rouwde. Ik belandde drie hoog achter
in een uitgewoonde woning met alleen een koudwaterkraan. De straat is het decor van
een tijd vol donkere obsessies. De straat is de constante waar ik steeds mezelf terugvind
en de straat is van mij. 35 jaar later woon ik nog steeds in deze straat en ik kan me niet voorstellen ergens anders te wonen. |
||
|
||
| De aantekeningen van dit boek volgen direct op Zwijg. Ik ben in rouw om het verlies van mijn liefde. Na twee boeken vol dramatische ontwikkelingen is dit een boek over stilstand. Ik ben alleen maar bezig met overleven. De geest van de vorige bewoner, een doodgraver, waart nog rond in de woning, wat komische beschrijvingen oplevert. Ik contempleer over het ongerijmde en irrationele van het bestaan. | ||